by Alfred Valstar
Share
De ‘Koorcultuur’ is in weinig landen zo groot en intensief als in Nederland. Daar zijn twee belangrijke oorzaken voor: het protestantisme en Bach. Niet dat zingen verklaard hoeft te worden, vooral niet. Zingen uit gevoel, zonder opgaaf van redenen, is altijd te prijzen. De redenen interesseren me sowieso niet maar wel de lokale cultuur die er bij komt kijken. Mijn moeder was in ieder geval in al mijn herinneringen lid van een koor.
Thuis sprak ze vaak over ‘Der Messias’ van Händel, meer dan over ‘Messiah’ van Handel. Bij het feit dat de Duitse versie een bewerking van Mozart was, stond ze niet bij stil. Voor haar generatie was klassieke muziek Duits, terwijl Engels gelijkstond aan popmuziek. Beide associaties klopten van geen kanten, maar als puberale betweter zweeg ik, zeker omdat ook mijn vader die mening was toegedaan.
Zodra ‘de’ Matthäus op tv kwam, moesten we ruim drie uur stil zijn, zitten of onzichtbaar zijn. Het waren de dagen dat Bach me nog niet gegrepen had. Mijn vader raakte op zijn beurt vooral ontroerd door de koralen ‘van Bach’, die waren de essentie, Bach op zijn best. Ook dat sprak ik niet tegen, zelfs al waren die koralen uit de Matthäus en Johannes door andere componisten geschreven: Crüger, Hassler en vakgenoten. Maar, in mijn pre-Bachtijd, wist ik dat nog niet. Later hoorde ik dat Bach die koralen voortdurend bewerkte en harmoniseerde, naar behoefte en toepassing. Voor mijn Vader was Bach een genie en als kind wist ik dat genie een machtswoord was. Na dat woord was stilte de gezondste reactie.
Het is eigenlijk een mirakel dat ik Bach voor mezelf, zo rond mijn 15e jaar,alsnog ontdekte. Misschien toch dankzij mijn moeder, omdat ik bij haar een authentieke band met de componist voelde. Niettemin hanteerde ook zij een musicologie die rammelde die naderhand bleek te rammelen. Zo vond ze ‘Ombra mai fu’ van Händel/Handel een prachtig koorstuk. Gewijde muziek zelfs. Later moest ik van een vriend horen dat het solo-aria was uit de opera ‘Serse’, met de schaduw van een boom als onderwerp.
Hoe dan ook: onze huiselijke Bachsfeer hield stand tot vlak voor mijn volwassenheid, al probeerde ik het soms later toch wat bij te sturen. Zonder zin. Spreken leek op het verbreken van de tover.