by Alfred Valstar
Share
Buxtehude: Salvator Mundi
Op de laatste dag van ons verblijf in Parijs liepen we ten laatste nog de FNAC binnen. De FNAC is de groots uitgestalde, letterlijk fysieke, catalogus op muziekgebied. Aan alle genres wordt rechtgedaan, waarbij door de klant doorgehaald mag worden wat (niet) gewenst is. Voor zover het popmuziek aangaat, zoek ik er weinig, want dat deel van mijn muziekhonger is vaak eenvoudig te verzadigen. Bij jazz en klassiek ligt dat anders, daar ga ik lezend en oogstend te werk, het mag bij kwaliteit altijd wat langer duren. Beroepsmatig zat ik altijd dicht op alles wat nieuw was omdat ik jarenlang bij de grootste speler in de platenwereld werkzaam was. Daar ontdekte ik ook via via wat de concurrentie uitbracht, al bleven zuster jazz en broeder klassiek de spreekwoordelijke ijsbergen waarvan het meeste door water langer aan mijn oog onttrokken bleef. Maar, die bewuste dag, nabij Charles de Gaulle – L’Étoile, liep ik weer echt als kind een snoepwinkel binnen. Al gauw plukte ik titels van Frescobaldi, Rubbra, Telemann en Bartók tot mijn oren het plots van mijn ogen wonnen en ik aanhaakte bij de muziek die de klassieke afdeling van de FNAC had opgezet: Duitse Barok, duidelijk, en van een zonderlinge klasse. Daarom vroeg ik: “Qu’est ce que j’entends?” De Française antwoordde, alsof ze Duits sprak: “Buxtehude”. “Nouvelle parution” voegde ze eraan toe. De muziek klonk zo onweerstaanbaar dat ik de cd meteen toevoegde aan wat ik al gekozen had. De solisten waren van internationale komaf en het koor was Waals, net als het ensemble, het Ricercar Consort. Perfect was de uitspraak, want er was geen Franse echo te bespeuren in deze uitvoering. Wie de Bach-cantates kent, of Duitse kerkmuziek in het algemeen, zal deze opname als een feest der herkenning beleven. Voor mij was het toch vooral de helderheid die me trof, het akoestieke element had een “Franse” helderheid die binnenkwam. In mijn hoofd dacht ik al aan de klassieke uitgave van het jaar, maar met nog negen maanden te gaan in 2023 ligt het gevaar van overdrijven snel op de loer. De Latijnse titel van de cd had taalkundig niets met de inhoud, inhoudelijk dan toch weer alles. De gezongen teksten waren, anders dan in Buxtehudes meesterwerk “Membra Jesu Nostri”, allemaal Duits. De titel was afkomstig van, of ingegeven door het schilderij op de hoes, dat aan Leonardo da Vinci wordt toegeschreven en wereldwijd bekend staat als “Salvator Mundi”. Dit werk is inmiddels een van de meest onbetaalbare schilderijen op aarde. Naar men zegt is het peperdure doek tegenwoordig eigendom van Mohammed bin Salman, de Saoedische kroonprins voor wie niets onmogelijk lijkt. Officieel is de laatste koper onbekend want veilinghuizen doen aan privacy, de klant is immers koning of bijna. Nu ik dit schrijf, en bedenk waar Leonardo’s meesterwerk terecht is gekomen, stel ik me Salman voor in een kleiner vertrek van een van zijn paleizen, een privézaal, waar de aankomende monarch, moe van al zijn bemoeienissen, in alle rust een paar uurtjes naar Jezus kan kijken. Het zou wel jammer zijn als hij de muziek van het Ricercar Consort er dan bij moet missen.
Voor mij was de oogst die namiddag goed. Ter afsluiting voegde ik op de valreep nog twee cd’s van Keith Jarrett aan de rijkdom toe, jazz dit keer, al heeft deze pianist zich ook met Bach en Sjostakovitsj behoorlijk bezig gehouden.
Alfred Valstar
Buxtehude * Salvator Mundi – Solisten, Ricercar Consort o.l.v. Philippe Pierlot * MIR 668 (Mirare)